
Verenwet
Artikel 9
1
Het is den gerechtigde tot het veerrecht verboden hooger veergeld te heffen dan geoorloofd is krachtens het voor zijn veer geldende tarief.
2
Bij gebreke, onvolledigheid of onduidelijkheid van een zoodanig tarief, wordt dat naar billijkheid vastgesteld, aangevuld of verduidelijkt door de Gedeputeerde Staten van de provincie of de provinciƫn, waarin het veer is gelegen.
3
De Gedeputeerde Staten van de provincie of de provinciƫn, waarin het veer is gelegen, kunnen den gerechtigde tot het veerrecht onder daarbij te stellen voorwaarden machtigen om voortdurend of voor een bepaalden tijd naar een daarbij vast te stellen hooger tarief te heffen.
4
Voor zover het veerrecht betrekking heeft op een verbinding waar de op de veerverbinding aansluitende openbare wegen in de zin van de Wegenwet in beheer bij een of meer gemeenten of waterschappen zijn, treedt voor de toepassing van het tweede en het derde lid het college van burgemeester en wethouders van de gemeente of de gemeenten, waarin het veer is gelegen, in de plaats van gedeputeerde staten.
5
Zolang het college van burgemeester en wethouders geen uitvoering heeft gegeven aan het bepaalde in het vierde lid, blijft een voor de inwerkingtreding van de Wet herverdeling wegenbeheer (Stb. 1992, 563.) krachtens het tweede of derde lid genomen beslissing van provinciale staten die betrekking heeft op een veerrecht als bedoeld in het vierde lid, van kracht.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.